Sport Vlaanderen haalt handbal van topsportlijst
Sport Vlaanderen besliste vorige week om het handbal, voor wat betreft de komende olympiade, van de topsportlijst te halen. De aanleiding van deze beslissing is tweeledig: het feit dat ons land er niet in geslaagd is een plaats bij de top 8 van de wereld af te dwingen en de stilstand van de werking bij de clubs vanwege het ontbreken van een semi- of professioneel statuut. De Vlaamse Handbalvereniging verliest evenwel niet alle steun van Sport Vlaanderen. Net zoals de voorbije jaren zal de VHV ook nu projecten indienen om de sport op elk niveau te blijven ontwikkelen. Naar de Olympiade van 2028 toe wil de Vlaamse Handbalvereniging de topsportdraad opnieuw oppikken.
In aanloop naar deze Olympiade besliste toenmalig minister van Sport Philippe Muyters in maart 2017 om het handbal, weliswaar een beperkt, topsportstatuut toe te kennen voor de organisatie en uitvoering van talentdetectie en ontwikkeling. Na afloop van elke Olympiade evalueert Sport Vlaanderen de contracten van topsporters en evalueert het toegekende topsportstatuten van de Vlaamse sportfederaties. Het feit dat de Olympische Spelen van Tokyo uitgesteld werden naar deze zomer wijzigde niets aan die werkwijze. Vlaams minister van sport Ben Weyts haalde, op advies van Sport Vlaanderen, het handbal voor de komende vier jaar van de topsportlijst.
Sport Vlaanderen haalt twee redenen aan waardoor het handbal niet langer erkend wordt als topsport. “We hebben elke sport beoordeeld in het licht van het nieuwe Topsportactieplan Vlaanderen V 2021-2024”, zegt Wim Meiresonne, Programmamanager topsport bij Sport Vlaanderen. “Om als topsport erkend te worden moet het handbal het potentieel aantonen om op (middel)lange termijn door te groeien tot de top 8 van de wereld, en dat is nu niet het geval.”
De tweede reden is terug te brengen naar de clubwerking. “Handbal heeft op dit moment te weinig mogelijkheden om de beoogde doelstellingen uit het nieuwe Topsportactieplan Vlaanderen V 2021-2024 te halen”, aldus Tom Coeckelberghs, afdelingshoofd topsport. “Er moeten stappen gezet worden om spelers bij clubs op te leiden binnen een semi-professioneel kader. Behalve dat is er ook een werking nodig voor de verdere opvolging van spelers die als prof naar het buitenland gaan.”
Het nieuws kwam binnen de Vlaamse Handbalvereniging hard aan maar ontmoedigt de Vlaamse bestuurders niet. “Uiteraard hadden we liever op die lijst blijven staan maar Sport Vlaanderen heeft beslist en daar horen we ons bij neer te leggen”, zegt Vlaams voorzitter Bart Danhieux. “Ik vind het wel vreemd dat de subsidie van een Vlaamse federatie afhangt van de nationale ploeg. Het is de KBHB, die samengesteld is met leden van VHV en LFH, die het nationale beleid uitstippelt. Wij helpen de Belgische federatie maar nu worden wij in Vlaanderen ook beoordeeld over die nationale ploeg. Onze sport heeft nu meer dan ooit middelen nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen. Als de Red Wolves morgen bij de top 8 van de wereld zouden behoren denk ik dat de KBHB dit sportief ook zal kunnen omzetten in sponsorcontracten waardoor zij op dat moment niet meer afhankelijk zijn van overheidssteun, net omdat zij dan een bepaald succesniveau bereikt hebben. Dat is het contradictorische van het verhaal. Om onze sport naar een hoger niveau te tillen kunnen wij nu elke euro gebruiken.”
De subsidie had de jeugdwerking ten goede kunnen komen. “Er is de voorbije jaren hard gewerkt om de nationale jeugdwerking nieuw leven in te blazen. We zijn daar voor een groot deel in geslaagd. De technische directeuren van de VHV en LFH werken uitstekend samen en stippelen samen die nationale lijn uit. Jammer genoeg werd de solidariteitsbijdrage, die nodig was om die jeugdwerking verder uit te bouwen, verworpen door de clubs. Als Raad van Bestuur zijn we daar tot op de dag van vandaag diep over ontgoocheld en kunnen we, gezien de beslissing van Sport Vlaanderen, spreken van een gemiste kans en een boomerang die terugkeert. Bovendien viel het handbal in maart van vorig jaar compleet stil en werd er sindsdien geen bal meer geworpen. Dat ontnam ons, onze clubs en onze sport op elk niveau de kans om de sport verder te ontwikkelen. In vergelijking met de andere zaalsporten, die op dit moment wel een competitie kunnen organiseren, ontbreekt het onze sport een semi- of een volledig professioneel kader. Met zo’n kader zou er nu wellicht wel kunnen gehandbald worden. Hoe moeilijk ook, we moeten deze beslissing aanvaarden en samen met onze beleidsploeg werk maken van een beter beleid. Met Dries Boulet hebben we in Vlaanderen niet alleen een ervaren manager aangeworven, als nationaal jeugdcoach staat hij met zijn beide voeten in de sport en heeft hij veel contact met de basis. We rekenen ook meer dan ooit op de steun van onze clubs die verder moeten kijken dan hun eigen sporthal en het groter geheel van onze sport voor ogen houden. Alleen op die manier kunnen we over vier jaar opnieuw erkend worden als topsport.”